-
1 verfallen
verfallen♦voorbeelden:der Verzweiflung verfallen • de wanhoop ten prooi vallenjemandes Zauber verfallen • onder iemands bekoring komen -
2 Opfer
Opfer〈o.; Opfers, Opfer〉♦voorbeelden:das Opfer eines Verkehrsunglücks • het slachtoffer van een verkeersongelukeiner Intrige zum Opfer fallen • het slachtoffer van een intrige worden -
3 proie
proie [prwaa]〈v.〉♦voorbeelden:être la proie de • het slachtoffer zijn vanen proie à • ten prooi aanêtre en proie à une maladie • door een ziekte geplaagd wordenf -
4 fair
adj. billijk, eerlijk; behoorlijk; blond; mooi, net; kermis, markt--------adv. eerlijk; behoorlijk; in het geheel (spreektaal)--------n. (jaar)markt, tentoonstellingfair1[ feə] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 beurs ⇒ (jaar)markt, tentoonstelling————————fair2〈bijvoeglijk naamwoord; fairness〉1 eerlijk ⇒ redelijk, geoorloofd2 behoorlijk ⇒ bevredigend, redelijk♦voorbeelden:fair game • wild waarop gejaagd mag worden; 〈 figuurlijk〉 gemakkelijke prooi 〈 bijvoorbeeld voor kritiek〉get a fair hearing • een eerlijk proces krijgenby fair means or foul • met alle/geoorloofde en ongeoorloofde middelenfair play • fair play, eerlijk spel 〈 ook figuurlijk〉〈 informeel〉 fair enough! • dat is niet onredelijk!, okay!the fair sex • het schone geslacht————————fair3〈 bijwoord〉2 beleefd ⇒ hoffelijk, netjes3 precies ⇒ pal, net♦voorbeelden:1 play fair • eerlijk spelen, integer zijn
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский